Een Brabantse neerlandicus

Daarmee bleef Van Roessel dicht bij zichzelf: de Brabantse jongen die Neerlandicus werd en afstudeerde op humor in de Brabantse taal. Al in zijn jeugd was hij bezig met het bedenken en spelen van verhalen, en niet zelden had ‘meneer pastoor’ daar een belangrijke rol in.

Toevalligerwijs gold dat ook voor zijn eigen levensverhaal: het was – zoals zo vaak in die tijd – de pastoor die zag dat Nol een goed stel hersens had en er bij zijn ouders op aandrong hun oudste zoon verder te laten leren. Op zijn aanraden maakte de 11-jarige Nol de lagere school af op jongensinternaat De Ruwenberg in Sint-Michielsgestel. Ook de middelbare school doorliep hij als interne leerling: het eerste jaar op het Canisius college in Nijmegen, de rest op het Gymnasium Augustinianum in Eindhoven.